david – (de) (m) [1988] leest het woordenboek om de zin van het leven te vinden [dãwīdh, betekenis onduidelijk, misschien ‘geliefde’ of ‘oom van vaders kant’] (bijb.), de herdersknaap die Goliath doodde met een steenworp en later koning van het Israëlistische volk werd

Verkering vragen per brief, Kim Janssen en Maansteen (slechte titel) (12)

Op een campingstoel voor de tent. In de ochtend. Muziek van The Beatles op de achtergrond. Ergens uit een kring van gehurkte mensen voor andere tenten. De Dikke van Dale ging mee naar Best Kept Secret festival. Ik draag hem door de Hilvarenbeekse bossen over paden met lievelingslampjes.

De tocht vanaf de parkeerplaats is lang, er hangt een slaapzak om mijn nek. Het touw snijdt in mijn vel, een stoel in mijn hand, een matje over de schouder en een loodzware vakantietas, gevuld met kleren, een zaklamp, bier en de Dikke van Dale.

17 juni 2017, 10:44 uur, Best Kept Secret, schrijf ik de volgende dag bovenaan de pagina. Bladzijde 77. Ik zit op de campingstoel en lees. Over admiralen en admiraalsschepen. Dat is het weekend ook: een geweldige vloot van muziek en geluk die door een storm van mensen opgesteld in rijen naar de overwinning vaart.

Admiraalsvlag

In het begin van de dertiende eeuw was een admiraal een ‘bevelhebber der heidenen’. Hij liet een admiraalsvlag van de top van een van de masten op het vlaggenschip waaien. Die van de admiraal voert van de grote mast, die van de vice-admiraal van de fokkenmast en de vlag van de schout-bij-nacht van de bezaansmast.

Het is jammer dat je zelden vloten ziet. De structuur op een onbeheersbare zee, de dreiging die uitgaat van schepen in een eskader, de controle, rangen, hiërarchie aan boord en de berusting van bemanning. Een vloot maakt verschil.

“Het Nederlands is een oneindige taal,” zegt H. “Van woorden kun je combinaties blijven maken.” De Dikke van Dale is maar een schaduw van de taal, maar gezien de warmte op het festival verdwijn ik daar graag in.

We maken kennis met de jongen die in de tent naast ons verblijft, hij is alleen gekomen. Dapper. We drinken een biertje en na een dag vormt de groep zich als een kleine vloot die over het festivalterrein deint, maar ik mis mijn zee.

Ik schraap en scherp mijn geluk aan het droge zand, adem het stof in en mis haar hand om vast te houden. Ik vroeg verkering in een brief, haar antwoord volgde snel. Dat vind ik fijn aan schrijven; dat de woorden er eigenlijk niet echt zijn tot ze worden gelezen.

Schout-bij-nacht

Haar naam wil ik van de grote mast laten wapperen, maar de bezaansmast van de schout-bij-nacht is een romantischer plek om te waaien. Een schout-bij-nacht. Als iets naar liefde klinkt, dan is het dat vaak ook.  Daarom hebben we verkering, omdat relaties worden aangegaan. Verkering ontstaat.

Ze vliegt van de bezaan, strijkt neer als de atalanta: de admiraalvlinder. Een van de laatste vlinders die je ziet voordat winters beginnen, ze neemt de zon mee in haar vleugels en zwaait alle seizoenen uit om de volgende op te fleuren. Vlaggen waaien en vlinders zwaaien.

De afgelopen weken verdwenen de dagen uit de week en verdween het weekend uit de dagen. We stonden tegen elkaar op het Domplein, en kenden elkaar nog niet zo goed. We zagen Kim Janssen optreden, die ik ook nog niet kende.

Nu sta ik in een broeierige festivaltent waar Kim Janssen speelt, de strijkers vegen golven van kippenvel uit de violen en blazers lanceren mijn gedachten om haar te vinden uit de vervoerende trompetten.

Maansteen

Het lezen van een woordenboek gaat langzaam, omdat ik vaak geremd wordt door opvallende woorden. Het adulaar, bijvoorbeeld. Ook wel maansteen genoemd. Dat klinkt als de admiraal op het vlaggenschip der edelstenen en diamanten.

‘Het is kleurloos’, maar vervolgens meldt de Van Dale: ‘of enigszins blauw, rood of groen, schitterend nagenoeg zuiver kaliumveldspaat, dat dikwijls een glans van paarlemoer heeft.’ Kleurloos? Deze steen heeft de regenboog ingeslikt en braakt goud.

Als de beschrijving van de maansteen al schittert, hoe zou het adulaar in werkelijkheid dan glinsteren? Ik wil het hebben, het smelten en erop varen met mijn verkering. Op een admiraalsschip, zij de schouw-bij-nacht, al roerend in mijn hart. Ze zwaait de dagen uit, de seizoenen. Ze vliegt de tijd voorbij.

Festivaltoiletten

Dit was zo cheesy dat ik zin heb om mijn tekst in een kaasfondue te dopen, maar ik kan het vast goed maken met een beschrijving van het toiletgebouw op de camping tijdens het (of een) festival. De Dikke van Dale ligt open bij bladzijde 81. Een mini-insect kleeft in de vouw, geplet, misschien kom ik het ooit nog tegen.

Ik lees over de aepyornis, een uitgestorven reuzenvogel van Madagaskar (mijn lievelingseiland) en over aeolis, een nakomeling van de god van de winden. Als ik in een van de toiletten sta, kokhalzend van het aanzicht en de lucht, denk ik aan aerofobie: ziekelijke vrees voor frisse lucht, tocht of wind.

Een aerofoob zou hier zielsgelukkig op de wcbril plaatsnemen. Zeker hier. In een geurige cocktail van darmproducties die tot stand kwamen onder invloed van alcohol, adrostenol (hormoon dat de mannelijke okselgeur veroorzaakt) en oude urine.

Ik denk dat er voor de aerofoob maar een oplossing is om te overleven: een festival organiseren dat een leven lang duurt. Kim Janssen nodigen we uit om in een tent te spelen. Daar koop ik een kaartje voor.

Ik ga wel in de bosjes.

 

 

 

 

 

 

 

© david 1988