david – (de) (m) [1988] leest het woordenboek om de zin van het leven te vinden [dãwīdh, betekenis onduidelijk, misschien ‘geliefde’ of ‘oom van vaders kant’] (bijb.), de herdersknaap die Goliath doodde met een steenworp en later koning van het Israëlistische volk werd

De vagina is achterkousig, geneigd tot roddelen en te vergelijken met zeurkous (9)

De vagina is achterkousig. Ook al weet je nog niet wat achterkousig betekent. In 1600 betekende het in ieder geval nog: van achter en kous, dat we moeten zien als een aanduiding voor het vrouwelijk geslachtsdeel. Een depreciërende samenstelling met de betekenis ‘geneigd tot achterklap’. Vergelijk ‘zeurkous’.

Vind ik mooi. Ja sorry hoor, na acht verhalen uit De Dikke van Dale over aardappels, apen en aandingen is het tijd voor een geslachtsdeel. De achterkous. Het is wel toevallig, ik las een tijd geleden namelijk over achterklappen: roddelen. Dus de vagina is geneigd tot roddelen en te vergelijken met een zeurkous.

De achterklappende flamoes (sorry hiervoor) is inmiddels van betekenis veranderd. Ik vind geen verwijzing meer naar het geslachtsdeel, maar in literatuur kom ik het gebruik van ‘achterkous’ wel tegen.

Don Quichot

In een fantastisch spel uit 1681 bijvoorbeeld.

Weet je wat me opvalt? Dit is hip. Lange titels zijn sinds een tijdje zeer geliefd en verkopen goed, maar in de 17e eeuw konden ze er ook wat van.

Vergelijk die titel met:

De 100-jarige man die uit het raam klom en verdween of De wonderbaarlijke reis van de fakir die vastzat in een Ikea-kast. Ik heb altijd het idee gehad dat een titel aan het einde van een boek door de auteur verzonnen wordt, maar ik denk dat schrijvers steeds vaker beginnen met de titel. Je kunt namelijk de meest onwaarschijnlijke combinaties maken, een reisje erbij en er staat meteen een verhaal.

Ik probeer er ook een paar.

Boektitels die automatisch een bestseller worden

De schoonmaakster die zich verslikte in een nootje en per ongeluk werd ontvoerd door een dronken tovenaar. Goed verhaal toch? Ik heb meteen zin het te schrijven.

Of. De drugssmokkelaar die zijn snor verloor in een rijstmachine toen hij op bezoek ging bij zijn familie in Guatemala, maar hem terugvond toen hij thuiskwam. Ja, die is minder. Het moet persoonlijker, zoals De onwaarschijnlijke reis van Harold Fry.

Perrie Pit bleek niet de biologische vader te zijn van zijn zoon, en daarom besloot hij in een winkelkarretje van de lokale buurtwinkel (die er maar een had) een wereldreis te maken, maar toen bleek het daarna toch zijn zoon te zijn, omdat de jaloerse ex-vrouw van Perrie in het ziekenhuis werkte waar de DNA-test was gedaan en het was niet eens expres, want ze werd afgeleid door een schoonmaakster die hard aan het hoesten was op de gang, nadat ze de heimlichgreep had toegepast was de test in een soort vage flits verwisseld, het stonk naar alcohol en de schoonmaakster was verdwenen.

Dat verhaal wil ik ook lezen.

Schildknaap Pance zet Rodriga op haar plek

Maar even terug naar De verzierde ontoovering van de Grafin Trivaldi, door de dolende Ridder Don Quichot de la Manche en zijn – zeker niet te vergeten – schildknaap Pance en de achterkous.

Even voor de duidelijkheid, de ‘f’ van vroeger is nu een ‘s’. Maar dit is meteen een goede fcene. Trompetten, gerucht en een bedroefde die nadert. De nationale dodenherdenking van 1681.

Rodriga: Wat ben jij achterkousig, vent.
Sanche: Ja vrouwen kunnen vaak een spaak in ’t wiel ook steken.

Die voor je, Rodriga. Word je even op je nummer gezet door een schildknaap. Tijdloos. Zet ze op een bank voor een televisie, met een tienjarige relatie in de kussens en je hoort ze het zo zeggen.

Maar opvallend is dat de man hier voor achterkousig wordt uitgemaakt, geen enkele depreciërende verwijzing te vinden naar de doos.

We gaan naar 1843. In het Nederduitsch wordt achterkousig ook niet in negatieve zin in verband gebracht met de vagina, maar zou kousig afkomstig kunnen zijn van koutig of kozig naar kouten of kozen. Liefkozen zelfs.

Uit: Nederduitsch Letterkundig woordenboek, P. Weiland, 1843

Meneer Weiland schrijft dat zijn interpretatie van de herkomst van achterkousig wordt gesterkt door J.G. Scherzius, die in zijn Gloss. Germ. med. aevi er kennelijk ook iets over zegt.

Natuurlijk. Dat ik daar zelf niet aan gedacht had. Altijd eerst even de Gloss. Germ. med. aevi checken. Die vind ik niet, maar ik kom J.G. Scherzius wel tegen in een ander boek. En daar wordt ook alle kanten op gewezen.

Uit: Proeve van taal- en dichtkunde: in vrymoedige aanmerkingen op Vondels Vertaalde herscheppingen van Ovidius voorgesteld door Huydecoper, MDCCLXXXIV (en dat is 1784)

Ja, Huydecoper schreef dat Scherzius in zijn voorrede op Willeramus, beweert dat de aantekeningen op Willeramus, door Merula uitgegeven, geschreven zijn door Pancratius Castricomius, weleer Pensionaris van Groningen. EN NIET JAN VAN HOUT. En sommige hebben dat weer van Huydecoper overgenomen, maar Scherzius bedoelde dit niet, want hij zegt namelijk dat Diederik dit duidelijk heeft aangetoond.

Hallo zeg, mimimimi. Ik ben beland in een soort zeurderig gekibbel van dode (woordenboeken)schrijvers die allemaal naar elkaar wijzen. Het lijkt wel een vereniging van labiele achterkousen.

Ik zoek verder naar de achterkous en vindt een oorlogstooneel. 

Maar ook hier geen verband met het vrouwelijk geslachtsorgaan. (uit: Tooneel des oorlogs, opgerecht in de Vereenigde Nederlanden : door de wapenen van de koningen van Vrankryk en Engeland, Keulsche en Munstersche Bisschoppen : tegen de Staten der Vereenigde Nederlanden, en hare geallieerden, 1675)

Ik spit nog een paar oud West-Friese woordenboeken door, en bedenk dan dat ik natuurlijk moet zoeken op ‘achterkoufig’. In Praxis Judiciaria: in twee onderscheyde deelen vervat uit 1669 vind ik nog een verwijzing naar ‘achterkoufig’ als synoniem voor ‘scrupuleus’.

Bladzijde 60

En dan loopt het spoor dood. Hoe de Dikke van Dale uit 1999 met achterkousig tot een aanduiding voor het vrouwelijk geslachtsdeel kwam, blijft een raadsel.

Behoorlijk kut.

 

 

 

© david 1988