david – (de) (m) [1988] leest het woordenboek om de zin van het leven te vinden [dãwīdh, betekenis onduidelijk, misschien ‘geliefde’ of ‘oom van vaders kant’] (bijb.), de herdersknaap die Goliath doodde met een steenworp en later koning van het Israëlistische volk werd

Uit bad vanwege gifeieren en gedichten van Dale (18)

 

Orgaanuitval. Eieren. Bloedluizen. Ik lig in bad en de ontspanning is er meteen een beetje af. Zat er fibrovergif in mijn ei vanochtend? Een paar minuten later sta ik in de keuken. Een handdoek om mijn middel. Een ei in mijn hand.

Ik knijp mijn ogen samen en probeer de code op de schil te lezen, deze ondertussen snel vergelijkend met de codes op mijn telefoon. Het lijkt wel een soort oudejaarsloterij, zo met die getallen. Maar dit keer win je geen geld, maar verlies je een nier. XX2234. Heb ik de 7? Nee. Begint mijn ei met een 4?

Mijn eieren zijn goed, maar ik hoef ze niet meer. Los van fibrobonobilololo komen er kennelijk bloedluizen op eieren af. Bloedluizen. Ik dacht dat teken erg waren, maar bloedluizen klinken pas echt walgelijk.

Ik pas deze week weer eens op de kat van Constantinopel. Aangezien mijn nachtelijke woordenboekverhalen in combinatie met overdagwerk een beetje uitputtend zijn, dook ik het bad net in, maar vloog er dus na de alarmerende eierberichten al snel weer uit.

Thee gezet. Zonder codes. Gedichten uit de Van Dale. Vers uit de nacht.

Gedichten van Dale

Ooit gehoord van de aldicht? Waarschijnlijk niet. Het is niet zo’n populaire dichtvorm, omdat aldichten nogal gekunsteld overkomen. Een aldicht schrijf je door alle woorden van iedere twee versregels op elkaar te laten rijmen. Aldichten kwamen volgens de Van Dale voor ‘bij de rederijkers’. Rederijkers?

Rederijkers waren een fantastisch stukje volk in de late Middeleeuwen. Een samenstelling van amateurdichters, woord- en voordrachtkunstenaars én een vrouw die officieel geen rederijker was, omdat ze een vrouw was. Ik vond het prettig te lezen dat ze ondanks dat wel de meeste bekende en talentrijkste rederijker was: dichteres Anna Bijns.

Rederijkers richtten kamers op en namen het tegen elkaar op door gedichten voor te dragen. Deze wedstrijden werden landjuwelen genoemd. Gedichten moesten aan strenge regels voldoen en werden opgedragen aan de prins van de vereniging. Voldeed je gedicht niet aan regels, dan werd er een boete opgelegd.

Ik zou serieus de hele nacht over de rederijkers kunnen schrijven, maar ik moet helaas een selectie maken. Dus ik graaf niet verder, en trek alleen een lullige sprint op de Wikipediaanse vlakte.

Alhoewel. Ik lees de afgelopen dagen af en toe een gedicht uit deel 16 van het jaarboekje voor Rederijkers uit 1872 en kwam de moeder aller alliteraties tegen: een tergend gedicht met Nederlandse spreekwoorden die worden omgedraaid en dat qua omvang nog het meeste doet denken aan de menukaart van de Chinees.

Oeps. Dit is een uitgave van een jaar later. Jaarboekje voor rederijkers en beminnaars der poëzij, Volume 17

Dikke Dames van v. H. is daarentegen zeker de moeite.

 


Graag had ik het ook nog gehad over de gedichten die voortkwamen uit het Akmeïsme: een stroming in de Russische dichtkunst die zich toelegde op het ambachtelijk beoefenen van de poëzie, waarbij de taal werd gebruikt om uitdrukking te geven aan alledaagse zaken.

Een stroming die voorkwam tussen 1910 en 1920. Eerder een stroompje dus, dat Akmeïsme.

Maar ik ga slapen.

© david 1988