david – (de) (m) [1988] leest het woordenboek om de zin van het leven te vinden [dãwīdh, betekenis onduidelijk, misschien ‘geliefde’ of ‘oom van vaders kant’] (bijb.), de herdersknaap die Goliath doodde met een steenworp en later koning van het Israëlistische volk werd

‘Ambitie lijkt me iets absurds, maar je hebt het nodig om te slagen’ (20)

“Mag ik even in uw tas kijken?” Een beveiliger wenkt me. “Het is nogal donker in mijn tas, maar ik heb vooral een dik boek bij me,” zeg ik, terwijl ik mijn rugzak openhoud.

“De Dikke van Dale?” Hij kijkt verbaasd. “Ja, die ben ik aan het lezen”, antwoord ik.

“Helemaal? Van a tot z?”

“Helemaal, meneer. Ik las bij het woord ‘ambitie’ een citaat van Vincent van Gogh en toen besloot ik daar iets mee te doen. En zo kwam ik uit bij het museum.” “Ik neem aan dat je dat niet met elk woord doet?”

Hij wenst me veel succes en legt vervolgens uit waar ik de werken van Van Gogh vind. De Van Dale moet ik inleveren bij de garderobe.

Ambitie

Vincent van Gogh schreef over ambitie dat het hem iets absurds leek, maar dat je het nodig hebt om te slagen. Om precies te zijn schreef hij het in het Frans. In een brief. Aan zijn broer Theo. In 1887. (Ik had even zin in een dramatische kortezinnenverzameling)

Pour réussir il faut de l’ambition et l’ambition me semble absurde

Van Gogh verkocht gedurende zijn leven een schilderij (en deze werd misschien wel uit medelijden aangeschaft, want het werd gekocht door een zus van een vriend voor 400 frank en je weet hoe dat gaat met zussen van vrienden). Een paar maanden later was hij dood.

Ambitie. Dat is eerzucht, volgens de Van Dale. En vervolgens de woorden van Vincent. Absurd, maar nodig. Ik ben vooral benieuwd naar de betekenis achter deze gedachte. Zeker omdat ik veel van Vincent heb gezien, maar weinig gehoord.

Het verhaal van de schilder intrigeert me, de erkenning die hij nooit tijdens zijn leven heeft gekregen. Geen zuchtje eer. En nu stormt het voor zijn werken. Was Vincent van Gogh eigenlijk op zoek naar eer en erkenning?

Ik heb op een azuurblauwe maandag proberen te leren tekenen en het ging me beter af dan verwacht. Ik had zo’n boek met tekenopdrachten en voorbeelden. Daarin werd al snel een van de eerste tekeningen van Van Gogh gepresenteerd. Een mislukt ding, met scheve perspectieven als een wereld waarin hard is geknepen. De boodschap was duidelijk: zelfs Van Gogh kon niet eens tekenen, voordat hij ermee begon. Gewoon blijven oefenen.

De brieven van Vincent van Gogh

Kunst wordt gemaakt om gezien te worden en kunst maken is werken. Hard werken. Passies bestaan niet omdat ze je makkelijk afgaan, maar omdat ze je uitdagen. Je wordt er beter van.

Van Gogh schreef veel over zijn ambities. In een van de vele brieven aan zijn broer schrijft hij over ambitie, maar ook dat hij een zieke zwangere vrouw in huis neemt, haar als model gebruikt en haar verzorgt.

‘Het komt mij voor dat ieder man die het leer van zijn schoenen waard is wanneer hij voor zoo’n geval stond hetzelfde zou hebben gedaan.’ Over de vrouw vervolgt hij: ‘Het poseeren viel haar moeielijk, evenwel zij heeft het geleerd, ik ben gevorderd in mijn teekenen door dat ik goed model gehad heb. Die vrouw is nu aan mij gehecht als een tamme duif.’

’s Avonds verdwijn ik in zijn brieven. Van de schilder zijn honderden brieven bewaard gebleven, maar ik maak een selectie van 17 brieven waarin Van Gogh expliciet over ‘ambitie’ schrijft, lees een boek over hem, bezoek het Van Gogh Museum in Amsterdam en kijk documentaires. Op zoek naar een splinter van zijn ambitie.

Van Gogh Museum in amsterdam

De schilderijen zijn verpakt in glas en er schijnt een spotje op. Hele groepen koptelefoons probeer ik te ontwijken. Soms druk ik mijn ogen dicht tegen het schilderij aan: dan zie je het werk namelijk en niet het resultaat.

Maar waarom hangt een schilderij eigenlijk in een museum onder kunstmatig licht?

Ik zou met een Van Gogh in een donkere kamer wil zitten. Een paar kaarsen aansteken die hun licht door het reliëf van de verf laten glijden, over kleine kleurige golven van gestolde oliën. Ik wil in kleermakerszit naar het doek kijken, in slaap vallen en ontwaken om de opkomende zon te zien branden op Van Gogh’s zonsondergang bij Mont Majour.

Niet daar in het museum. Dat schilderij hoort op de hei te staan of aan een Franse boom te hangen in een mysterieus dichtbegroeid bos. Of in mijn kamer, boven mijn bed. Met een flikkerend waxinelichtje op een schotel.

‘Ik ben vol lust en ambitie voor mijn vak en werk, is het dat ik schilderen en aquarelleeren voor een tijd daarliet, ’t is omdat ik te zeer geschokt ben door dat Mauve mij verliet, en kwam hij waarachtig daarop terug ik zou op nieuw met courage beginnen. Nu kan ik geen penseel zien, het maakt mij zenuwachtig’

Aan Theo van Gogh. Den Haag, ergens rond zondag 7 mei 1882

’s Middags neem ik een aantal verlofuren op, omdat de week zo snel verloopt. Verlofuren opnemen, dat klinkt toch nog steeds alsof werken een straf is en je even pauze krijgt van het oorlogsfront. “Ga je lekker genieten van de zon?” Een collega kijkt naar buiten, jaloers misschien. “Nee, ik ga brieven van Vincent van Gogh lezen,” antwoord ik.

Het is de laatste zomerdag van het jaar, die er opeens was. Bloedheet. Ik zoek beschutting tegen de zon in de kelder van een boekhandel. Daar vind ik de brieven van Van Gogh gebundeld in een mooi boek, dat ik een dag later op internet voor een betere prijs vind en bestel. Ik ben een voorstander van lokaal ondernemerschap, maar geen dief van mijn eigen portemonnee.

Frank Westerman verwijst in het voorwoord naar een prachtige passage uit een van zijn brieven: ‘Je kunt een groot vuur in je ziel hebben, en niemand komt zich eraan warmen. De voorbijgangers zien niets dan een beetje rook bovenuit de schoorsteen komen, en gaan huns weegs.’

Dat huis zou nu bestormd worden door miljoenen bevroren zielen die zich warmen aan zijn kleurrijke doeken.

In Den Haag spreek ik de volgende dag met een collega over Vincent van Gogh. Hij is een kenner en adviseert het Kröller-Müller Museum op de Veluwe, waar ongeveer veertig werken van de schilder te vinden zijn.

Mijn handen beginnen ’s avonds te jeuken, ik wil lijnen tekenen en olieverf mengen.

Volgende week is er een introductieavond van het Utrechts Centrum voor de Kunsten. Misschien meld ik me daarna aan voor een schilder- of tekencursus. Grote kans dat ik er na twee lessen niet meer verschijn, maar ik ben geïnspireerd door de woorden van de schilder, nog meer dan door zijn schilderkunst.

Van Gogh besloot op 27-jarige leeftijd te kiezen voor een leven als schilder. Het wordt tijd dat ik op 29-jarige leeftijd ook ga kiezen welk leven ik ga leiden.

‘ik heb een vuur in mij om door te zetten en een eind te vorderen.’
 
Aan Theo van Gogh. Den Haag, 3 maart 1883

 
Ik heb ook een vuur in mij, het woekert vaak onbeheerst, als door een droog bos geblazen, en al zal mijn talent het waxinelicht op een schoteltje niet ontstijgen, geloof ik dat Vincent van Gogh me leerde: je werkt hard, geeft soms op en zet dan door, ook als niemand het ooit zal zien.

Dat is ambitie.

© david 1988