david – (de) (m) [1988] leest het woordenboek om de zin van het leven te vinden [dãwīdh, betekenis onduidelijk, misschien ‘geliefde’ of ‘oom van vaders kant’] (bijb.), de herdersknaap die Goliath doodde met een steenworp en later koning van het Israëlistische volk werd

Belforts van stress en een beeldgedicht over een vergeten nummer (38)

Je kunt me inmiddels betichten van bellettristerij: een overdreven zucht tot alles wat de schone letteren betreft. Gisteren mocht ik daar op een podium in Leiden weer iets over vertellen.

Ik ben bang voor podia, en kijk vaak met veel bewondering naar de mensen die er een tijdje durven te staan (zeker als er ook nog – kritische – mensen beloeren). Verhoogde planken hebben een enorme aantrekkingskracht, maar als ik er op sta, wil ik ook zo snel mogelijk in de coulissen verdwijnen. In het land van belofte sterft men wel van honger.

Vanavond belommeren zenuwen mijn verhaal. Maar er zijn onverwachts twee oude collega’s, mijn beminde slaat een arm over mijn schouder en naderhand hoor ik dat het allemaal niet zo slecht was. Op het station wensen mensen me succes bij het lezen van de B en er zijn al gegadigden voor een boek.

Zenuwen zijn ontzettend goed in stapelen, je bouwt er de mooiste torens van, belforts van stress en het beiaard erop1, maar dan verdwijnen ze en laten vragen over de tijd achter. Een leegte van behoeftes.

Beeldgedicht

Dit is een gooi naar poëzie, een knikkerworp. Dat deed ik ook bij het beeldgedicht, waarover ik eerder al in de Van Dale las. Ik schreef een beeldgedicht over een foto die ik maakte op oudjaarsdag in het Duitse Freiburg. De laatste dag van het jaar, wanneer veel nummers opeens heel belangrijk worden, maar anderen er niet toe doen. Weggecijferd, terwijl ze hetzelfde zijn.

Beeldgedicht
Nummer 6

 

 

© david 1988