david – (de) (m) [1988] leest het woordenboek om de zin van het leven te vinden [dãwīdh, betekenis onduidelijk, misschien ‘geliefde’ of ‘oom van vaders kant’] (bijb.), de herdersknaap die Goliath doodde met een steenworp en later koning van het Israëlistische volk werd

Betekenis zoeken (41)

De woorden van Martinus Nijhof zingen zich los van hun betekenissen, beschreef hij in het gedicht Tweeërlei dood.

Vreemd ijlt geluk voorbij oneindig missen.
Stuivende sneeuw, o lied! – ik adem hijgend
Een ijskoud licht in, en mijn woorden, stijgend,
Zingen zich los van hun betekenissen.

(Verkorte weergave van het gedicht. Uit: Verzamelde gedichten (1990) Martinus Nijhoff)

De betekenis van een woord kent een specifiek moment in een zin. Bijzonder. Betekenismomenten zijn een van de betekenissen van woorden of woordgroepen die meerdere verwijzingen in zich dragen. En die van Nijhof zingen zich daarvan ook nog eens los. Als woorden zich van hun betekenissen ontdoen, dan worden ze vrij. Een hoge staat van poëzie, als je schrijft wat er niet staat en raakt wat je mist.

In de Van Dale wordt het volgende voorbeeld van betekenismomenten genoemd: ‘de eerste de beste die je tegenkomt’ is een woordgroep met betekenismomenten. Afhankelijk van de context betekent het: de eerste persoon die je tegenkomt, of: onverschillig wie je tegenkomt.

De laatste pagina’s van de Van Dale die ik in een paar opvolgende avonden las, gaan veel over bestaan en betekenis. De bestaansvraag, existentiële angst en volgens Gerrit Krol bestaat God; de planeet Neptunus bestond namelijk al voor hij was ontdekt. Geen speld tussen te krijgen. Zoek maar eens het betekenismoment in een bestaanszin. Op dit moment zijn er zeker 342 miljoen dingen die wel bestaan, maar nog niet zijn ontdekt. (Dat is waarschijnlijk nog veel meer, maar je moet je ergens aan vastklampen) Je kunt het bestaan van iets dus niet ontkennen, omdat het niet bestaat. Zou het dan ook kunnen betekenen dat wij niet bestaan en daarom dus toch bestaan?

Mijn wereld is zo klein dat vanavond alleen bestaat in het flikkeren van de kaarsenvlam op tafel en de ruimte tussen deze muren. Een elektrisch venster trekt mijn blik naar sneeuw in Zuid-Korea en mensen die zo hoog in vertraging springen dat ik hen vurig benijd. Er bestaat zoveel dat het onmogelijk is. De bestaansvraag is te groot, misschien moet je alles opdelen in kleine vragen en dan hopen dat je gedurende het leven zoveel mogelijk antwoorden verzamelt. Als iedereen dat doet, dan combineren we dat en dan komen we misschien in de buurt van een antwoord op een bestaansvraag.

Ik begon met een simpele vraag, namelijk: hoe kan het dat een besteedster een verhuurster was van dienstboden maar tegelijkertijd ook de benaming voor een ouderwetse grote (groene) paraplu? Ik vond een artikel in het Leidsch Dagblad van juli 1994 waarin precies dezelfde vraag werd gesteld door hoogleraar Nederlands Joop van der Horst. ‘Wat ik er over kan vinden, graaft niet erg diep (…) Maar nergens vind ik vermeld waarom juist makelaars van dienstboden van die grote paraplu’s hadden. Laat staan waarom ze meestal groen waren.’

Als we dit soort vragen al niet kunnen beantwoorden, waarom zouden we ons dan aan bestaansvragen wagen?

 

 

 

© david 1988