Ik ben sinds het begin van de avond bezig met mijn onderzoeksopzet voor mijn scriptie en bij elke toetsaanslag druk ik met mijn vinger in een naald. Het toetsenbord is in de afgelopen twee jaar verworden tot een soort martelspinnewiel van Doornroosje.
Ik probeer logische zinnen aan elkaar te breien, maar ondertussen verwond ik me pijnlijk aan mijn onkunde. Keer op keer. Doornroosje kon na haar prik lekker een uiltje knappen van eeuwigheid, maar die rust is mij niet gegund.
’s Avonds lig ik met grote ogen naar het plafond te staren. Ik prik mijzelf dan nog eens op het toetsenbord. Meestal schrijf ik dan een brief, een blog of voer ik mijn contactgegevens voor thuisbezorgd in. Die toetsaanslagen maken geen slachtoffers onder mijn vingertoppen.
Misschien dat ik daarom ook zo blij ben met mijn nieuwe typemachine. Hij prikt niet. Ik was eerst van plan daar ook scriptiewerkzaamheden op te verrichten, maar ik wil geen bloed tussen die toetsen. Van mijn zusje kreeg ik vandaag een boekje. Tien vingers blind, een ode aan de schrijfmachine, van de Utrechtse dichter en schrijver Ingmar Heytze. De ogen van mijn vinders zijn inmiddels allang uitgestoken.
Het boekje ruikt zelfs naar een typemachine en ik begin op een willekeurige bladzijde. Als je iets van Heytze leest, dan maakt dat niet uit. Het is toch mooi. Ik denk dat ik het boekje bijna uitgelezen heb, maar ik ben benieuwd hoe het begint.
Iedereen zal beamen dat je op een gegeven moment een soort haat-liefdeverhouding kent met je onderzoek. Ik heb dat niet. Ik voel alleen pure haat. ’s Ochtends sta ik in de badkamer voor een spiegel en dan heb ik ongeveer twee gedachtes: koffie, en je hebt je scriptie nog steeds niet af (je opzet lukt niet eens).
Als ik ’s avonds een tandenborstel in mijn mond steek, ontmoet ik mijzelf weer in die spiegel. Aan koffie denk ik dan niet meer. Wel aan mijn scriptie. Als ik vervolgens klaarwakker in bed lig, denk ik: ligt dit aan koffie? Ik draai dingen graag om.
Het is lastig stukken te schrijven op dat spijkerledikant. Je loopt er ook nooit echt voor weg. Ik vlucht wel, maar ik voel me schuldig waar ik plezier vind. Ik zou een goede struisvogel zijn. Ik steek mijn kop niet in het zand, maar begraaf het in cement.
Ik vind geen plezier in mijn mislukte woorden over zzp’ers, al zou ik er graag de beste zinnen aan wijden. Het is geen kwestie van plezier, je moet het gewoon doen. Succes, je kan het. Ik zou het zo graag schrijven, als die toetsen niet meer zouden steken.
Schrijf een opzet voor je onderzoek, schrijf een beleidsvergelijking met een land naar keuze, schrijf een rechtsfilosofisch stuk, schrijf een fictieve casus. Als je in deze vorm een opdracht zou geven aan een verkeersregelaar op een kruispunt, dan blijf ik liever staan. Ik neem het niemand kwalijk, eigenlijk alleen mijzelf. Op de Uithof regent het succesvolle studenten en die krijgen dezelfde opdrachten. Als ik mijn hand uit het raam steek, vang ik zo een paar geslaagde papers.
Ja, als je de hele tijd denkt dat je het niet kan, dan lukt het ook niet. Ja, iedereen heeft gelijk. Ik moet denken dat ik het kan. Maar als je hoofd in een blok beton zit, dan kun je geen kant op.
Ik ben vanmiddag nadat ik uit werk ben gekomen, meteen verder gegaan met mijn opzet. En ik heb een paar zinnen geschreven over mijn vergelijking met Ijsland.
Het gaat tijd kosten. De verdieping in het Ijslandse rechtssysteem.
Ik zal eerst een literatuurstudie verrichten naar het rechtssysteem in Ijsland om het arbeidsrechtelijke onderdeel te kunnen duiden. Ik zal specifiek onderzoek doen naar verhoudingen tussen werkgever en werknemer en die van opdrachtgever en opdrachtnemer. Ik zal hierbij gebruik maken van de Grondwet van Ijsland[1], Natlex, de juridische database voor nationale arbeid, sociale zekerheid en mensenrechten van de International Labour Organization van de Verenigde Naties[2], de (Engelse) informatie over wetgeving die ter beschikking is gesteld op de website van het Ministerie van Welzijn van Ijsland.[3] Daarnaast zal ik ook verschillende juridische kantoren aanschrijven, vakbonden of de overheid en deze een aantal vragen voorleggen met betrekking tot het Ijslands arbeidsrechtelijk systeem en dan specifiek de wetgeving met betrekking tot zzp’ers.
Daarnaast moet ik mijzelf nog verder verdiepen in de grondslagen van het recht voor het rechtsfilosofische stuk en de hieruit voortvloeiende idealen van het recht.
De idealen die bij de betreffende casus van toepassing kunnen zijn:
• Rechtvaardigheid: is het rechtvaardig dat burgers gebonden zijn aan regels om werk te verrichten op zelfstandige basis?
• Vrijheid: hoe vrij is de zelfstandige?
• Gelijkheid: Is er sprake van gelijkheid tussen burgers als het gaat om het verrichten van arbeid?
• Welzijn: Op welke manieren beïnvloeden de rechtsregels het welzijn van burgers?
Om bovenstaande thema’s en vragen verder uit te diepen, worden deze benaderd vanuit verschillende rechtsfilosofische stromingen. Door het combineren van deze beginselen, de fictieve casus en de vraagstelling zal er een rechtsfilosofische conclusie worden geschreven.
Maar weet je waar ik pas echt mee aan de slag ga? Die spiegel in de ochtend en avond. En daarvoor gebruik ik twee dingen:
De blinde vingers die ik van Ingmar Heytze stal én mijn nieuwe schone schrijfmachine.
Mocht je tot hier gekomen zijn met lezen, dan vind ik dat wederom bewonderenswaardig. Maar er is meer. Je mag een – graag positieve, maar neem je vrijheid – reactie achterlaten die ik zal uittypen op gekke papiertjes met mijn nieuwe schrijfmachine en op de spiegel plak. Daar maak ik dan een kekke collage van.