david – (de) (m) [1988] leest het woordenboek om de zin van het leven te vinden [dãwīdh, betekenis onduidelijk, misschien ‘geliefde’ of ‘oom van vaders kant’] (bijb.), de herdersknaap die Goliath doodde met een steenworp en later koning van het Israëlistische volk werd

Taarten zijn gore balen slagroom zonder plan en ik ook (10)

Bladzijde 64, maar eerst even terug naar bladzijde 20

Aanmodderen. Dat is een goede samenvatting van de afgelopen jaren. Ik doe het graag, beetje mijn snuit in modder drukken. Ik steek mijn kop in ieder geval niet meer in het zand.

Hoewel ik dus maar wat aanmodder, houd ik bij het lezen van de Van Dale wel bij wat ik doe. Langzaamaan verandert het woordenboek in een soort dagboek. Bovenaan de pagina’s schrijf ik op welk moment ik verder lees en wat er op dat moment speelt.

Nu heb ik volgens mij gewoon over aanmodderen heen gelezen in de afgelopen weken, dus ik blader voor het eerst terug naar aan-.

In de overgang van 10 naar 11 mei, net na middernacht, heb ik gelezen wat aanmodderen betekende, en het was een van de laatste woorden die ik – in bed – las.

Aanmodderen is werken zonder plan, op knoeierige wijze te werk gaan, en omschreven als: ik moest zelf maar wat aanmodderen, niemand gaf mij aanwijzingen. 

En dat is toch een puntje dat ik wil aansnijden. Een beetje als iemand trakteert die je niet zo goed kent, maar er is wel taart. Je ragt er dan niet meteen een halve taart af, maar schaaft met een neppe glimlach een plakje los.

Meestal wacht je dan totdat het moment is gekomen dat iedereen lieve plakjes heeft gegeten en er nog steeds een flinke bonk slagroom overblijft. Dat is het moment dat ik asociaal word en ongezien als een barbaar tekeer ga. En niet alleen ik. Let maar eens op. Elke (goede) taart kent een trage eerste helft, maar verdwijnt dan opeens in het niets.

Het gekke is dat ik taarten eten een vreemd tafereel vind. Het komt zelden voor dat ik zin heb om taart te eten. Dat komt eigenlijk omdat taarten vaak niet te vreten zijn en als er iets is dat feestvreugde verpest, dan is het de taart. Heb je ooit mensen los zien gaan met een schoteltje slagroomprut in de hand?

Iemand schept een blokje deeg op je bord, en als deze omvalt, dan worden er excuses aangeboden. Vind ik niet nodig. Als je mijn taart met een aardappelstamper tot een soort kotsachtigmengsel prakt en het mijn kant opstuurt, dan feliciteer ik je nog steeds. Laat die plak taart lekker omvallen.

Nu zou ik dus wel een klein puntje willen aansnijden over aanmodderen. En het gaat smerig worden.

Aanmodderen

We zaten gisteren (ik heb dit stukje geschreven op 4 juni, maar ik durfde er niets mee, maar nu publiceer ik het maar gewoon en hieronder kun je in de toekomst lezen – daar is het 12 juni) op een terras en er kwam een beroemde vraag voorbij: wat ga je doen? Met je leven zeg maar. Nu je bijna dertig bent en eigenlijk alleen maar modder aan het verzamelen en verschuiven bent.

Er volgde een analyse van mijn kwaliteiten en die komen ongeveer op de volgende neer:

  • Kan over het algemeen goed praten met mensen
  • Bier tappen gaat best goed als het een automatische tap is
  • Heeft ideeën

Het is iets.

Ik moest zelf maar wat aanmodderen, niemand gaf mij aanwijzingen. 

Aanwijzingen. Als kind volg je vooral die van je ouders en naarmate je opgroeit, leer je van anderen. Vaak is er een persoon waaraan je je overtuigingen meet, ze misschien kopieert.

Even over hoe dit stuk tekst tot stand komt. Ik vind het oprechte bagger, gisternacht ben ik er boos over geworden. Ik schrijf namelijk wat ik niet wil schrijven en dat maakt me woedend. Er komen geen goede grappen, geen gevatte taartalliteratie en ik wil graag een adynaton bedenken dat de geschiedenis indrijft als een scoutingsvlot dat de Bermudadriehoek omcirkelt.

Adynaton

Een adynaton is een stijlfiguur, een hyperbolische omschrijving van iets dat onmogelijk is, dat nooit zal gebeuren. Een voorbeeld: als hij lacht, dan sneeuwt het rozen.

Niet zo pessimistisch Mijnheer van Dale, dit is niet onmogelijk. Ik zag deze week iemand lachen en het sneeuwde dan geen rozen, maar de wind smeerde wel goud in haar haren. De bloemen vierden feest, doken in het water en verbrandden de wortels, toen ze tot in de laatste zonnestraal zongen over rozige rozen en wilde struiken.

Een groot feest (zonder taart)

Dus ik zat tot laat te typen, verwijderde alles en probeerde het met pen verder. In bed schrijf ik: ‘Het is vrijdagavond/nacht en ik ben boos naar bed gegaan en dat is best een beetje triest, want ik zit hier gewoon met een beetje drinken en een zak chips. Weinig reden tot boosheid, zou je zeggen. Maar ik krijg mijn tekst niet voor elkaar. Het ging over slagroomtaarten, aanmodderen en Trump. Drie dingen waar ik eigenlijk helemaal niet over wil schrijven. Nu blijkt dat ook, want ik sprong boos in bed – en dat was meteen een goed voorbeeld van passieve agressie. Pak aan, matras! Ik land super hard op het foam! Schrijf gewoon een normale tekst’ (hier stopte ik en ben ik boos gaan slapen).

Slecht gedichtje over zand en zee

Verzamel zand
Zoek het in de zee
Drink het water
Smeer modder op mijn hart
Duik in de wind

Ze is van goud
Het is niet wat ze raakt
Dat verandert
Maar wat verandert
Als ze je raakt

De toekomst

Maar eigenlijk het nu. Het is de avond van 12 juni. Mijn verjaardag achtereergisteren en eergisteren gevierd in watertaxi’s, op een zolderkamer in Rotterdam-Charlois en aan de kades in de nacht.

’s Avonds krijg ik een rabarbertaart die uit elkaar valt omdat er een roze kandelaar in wordt gestoken. Negen kaarsjes. Op het terras een feest van olijke ogen.

Dit keer probeer ik aan het laatste deel van de taart te schaven, maar ik merk dat het niet lukt. Als je op wolken loopt, dan moet je leren duiken.

Ik kreeg een taart. Een ontbijt voor de deur en ik gaf mijn typemachine aan mijn nichtje die er de avonturen van haar knuffel op schrijft.

Nog even wandelen op de wolken. Nog even.

© david 1988