david – (de) (m) [1988] leest het woordenboek om de zin van het leven te vinden [dãwīdh, betekenis onduidelijk, misschien ‘geliefde’ of ‘oom van vaders kant’] (bijb.), de herdersknaap die Goliath doodde met een steenworp en later koning van het Israëlistische volk werd

De klimaatcrisis oplossen met verzinsels

Twee jaar ben ik nu met het woordenboek onderweg, op papier althans. In werkelijkheid was de eerste helft van 2019 een mager woordenboekjaar. In de eerste drie maanden las ik een schamele vijftig bladzijdes van lemma’s uit de letter E.

In het afgelopen half jaar werkte ik een dag als schoonmaker, schrobde achttien toiletten van een overheidsgebouw buiten de stad, dat in de ochtend verrees als een grauwe kaars in een gladgestreken weiland. Ik hielp mensen vier weken lang met zoektochten naar het toilet binnen de bibliotheek, of naar boeken over rouwverlies. Kinderen vroegen om informatie voor spreekbeurten over legervoertuigen en verlegen vaders naar boeken over seksuele voorlichting.

Pauzepubers liet ik straffeloos kaasbroodjes en zakken chips naar binnen smokkelen, tot – waarschijnlijk – grote ergernis van mijn collega’s, die de lege verpakkingen terugvonden tussen de streekromans en grootletterboeken. Elke week verspreidden groepjes van mensen die zich de Nederlandse taal eigen maakten, ze vlochten simpele zinnetjes van moeilijke verhalen. In de bibliotheek druppelen levensverhalen uit alle kiertjes. Omringd door verhalen wanen we ons veilig.

Daarna tekende ik een econologisch contract bij een milieuorganisatie en dat gaf de toekomst, en vooral mij, weer wat lucht. Nadat ik The secret life of trees, Dwalen in het antropoceen, Wat op het spel staat en Hoe gaan we dit uitleggen (in die volgorde) las, raakte ik ontstemd over die toekomst. Ik probeerde mijn cultureel-pessimistische zorgen te beteugelen door ze met ‘doemdenken’ te onkrachten, maar het hoofdstuk over klimaatverandering in De strijd om de toekomst, Over doemscenario’s en vooruitgang, stemde niet gerust. Nu denk je misschien: ‘wat loopt hij blaaskakerig zijn klimataire belezenheid te prolongeren’, maar ik wil alleen maar zeggen dat het woordenboek bleef liggen. Moet niet elke molecuul in het teken staan van een strijd tegen de klimaatcrisis en voor de toekomst? En wat kan ik doen?

Een veelgehoorde visie is dat we een verhaal moeten verzinnen, een die de fossiele wereld van ongelijkheid overschrijft met een groene pen. Maar welk verhaal moet dat dan zijn?

De klimaatcrisis bestrijden met fictie

In moderne beschouwingen wordt de mens vaak gereduceerd tot verhalenverteller. Misschien is ‘gereduceerd’ niet helemaal de juiste term, maar in een wereld waarin velen God de rug hebben toegekeerd, economische vooruitgang en persoonlijk gewin de norm zijn, wringt de natuur zich nu los uit de veronderstelde menselijke onderwerping en spreken we over het antropoceen1. Oftewel: het tijdperk waarin de mens dermate veel invloed heeft op de aarde, dat het alles naar zijn hand heeft gezet. Met alle gevolgen van dien. Er is sprake van een kaalslag: van de aarde, van onszelf. De leegte laat zich niet vullen door er meer van hetzelfde in te storten.

Komt dat zien: ik, ik, ik

Om tot een oplossing te komen voor de klimaatcrisis wordt veelal geopperd dat we tot een verhaal moeten komen dat het verslavende neo-liberalistische gedachtegoed dat in ons plakt als pindakaas aan het gehemelte, wegspoelt met een enkele slok. Onze identiteit wordt onbedoeld ontleend aan de egocentrische tentoonstelling van consumptie en daarom kunnen we niet stoppen.

Onophoudelijke infotainmentstromen, lichtreclame en plastic gemak hebben ons immuun gemaakt voor daadwerkelijke overstromingen. Wereldwijd luiden klimaatwetenschappers de noodklok, maar alles wat we horen is onze eigen afgestompte werkelijkheid die uit witte oordopjes schalt. We schuifelen blind voor elkaar over de straten, het hoofd slaafs naar beneden gericht, onderworpen aan verwachtingen en geluksprikjes.

We zijn teleurgesteld. In de politiek. In elkaar. Maar bovenal: in onszelf. Ons mensbeeld is verstoord geraakt door hebzucht, valse beloften van zingeving en het ontbreken van intermenselijk contact in een ellebogenmaatschappij2.

Het verhaal dat we vertellen met sociale media

Volgens columnist David Brooks is het hedendaagse hyperindividualisme een voedingsbodem voor leegte en richtingloosheid. ‘De smartphone en sociale media beloven eindeloze verbindingen met anderen maar zorgen er vooral voor dat “je duizend gesprekken voert maar er nul onthoudt.”‘3

Instagram is autobiografische verminking

Ons gedrag op sociale media heeft niet alleen als gevolg dat we ons geluk van anderen laten afhangen, maar ook dat we onbewust bezig zijn met autobiografische verminking. Als we ervan uit gaan dat we uit verhalen bestaan, dan zijn onze huidige zelfreflecties niet zorgvuldig ingebonden, maar strooien we persoonlijke prietprat over straat en presenteren onleesbare aantekeningen aan de ander. Hoe kunnen we elkaar begrijpen als we elkaar niet eens kunnen lezen? Neem de tijd om iemand te zijn, geef een ander de tijd om iemand te worden.

Selfies bij het zwembad

Het geldt eigenlijk bij alles waarvan we (achteraf) selecties maken: vakantiefoto’s, liedjes, boeken, gedichten of verzamelde poppetjes van Napoleon. Er is iets geks aan de hand met deze tijd waarin een gemeenschappelijk verhaal voor de samenleving lijkt te ontbreken. Het individuele narratief is afgesteld op bliksemcomfort. We graven niet meer in het verleden, maar wroeten onverschillig in het mulle zand aan de oppervlakte, dat we filteren en waarvan we de spaarzame goudklompjes aan de wereld presenteren als onze identiteit. En het is ook nog eens een tijdrovende klus, waarbij menig fervent Instagrammer of Youtuber geveld wordt door een depessie of burn-out.

Het lijkt erop dat het heel tijdrovend is, de tijd die mensen spenderen aan het posten van allerlei dingen. Dat is mijn ding niet. Het lijkt me erg afleidend.”  – Jennifer Aniston

Fictie helpt ons de werkelijkheid te begrijpen

In onze zoektocht naar houvast, identiteit, waarheid, verbinding in een wereld die dreigt uiteen te vallen, kunnen we veel leren van de fictie. Omdat we onze identiteit ontlenen aan een narratief dat we zelf scheppen, verliezen we waar het eigenlijk om draait: de blik van de ander. Om de wereld te redden moeten we een collectief smeden van miljarden ego’s. Het internet stelt ons in staat om nagenoeg iedereen met elkaar te verbinden, en daarmee is alles mogelijk, maar dat is zinloos als we de connectie met onszelf niet eerst herstellen. De fictie kan daarbij helpen, omdat het een zekere afstand creert, waardoor we het geheel beter kunnen begrijpen. ‘Een gebrek aan afstand is het grootste struikelblok voor wie zich op eigen ervaringen baseert,’ schreef Renate Dorrestein in Het geheim van de schrijver.

Fictie als onaantastbare werkelijkheid

Met (goede) fictie wordt een onaantastbare werkelijkheid geschapen, die automatisch uitstijgt boven de persoonlijke sores en geen schade toebrengt aan de geestelijke vader van de gedachtes: het is immers fictief. Omdat de werkelijkheid van de eigen ervaring wordt losgekoppeld, ontstaat er ruimte. Fictie is sterker dan de waarheid omdat ongeloofwaardige fictie juist vaak niet wordt geloofd. Schrijvers schrappen waargebeurde elementen, omdat het verhaal anders ongeloofwaardig wordt. Je kunt het zo gek niet bedenken óf het is gebeurd, maar het geloven is een heel ander verhaal. Hoe kan het dat de werkelijkheid ongeloofwaardiger kan zijn dan de fantasie? Omdat ook leugens bestaan uit halve waarheden en verzinsels voortkomen uit restjes van echte gebeurtenissen.

Verzinsels redden de mensheid

Een verzinsel mobiliseert de verbeelding- en overtuigingskracht. En dat is precies wat er nodig is om de mensheid te redden en de klimaatcrisis te bestrijden. We moeten buiten onszelf gaan denken om de oplossing voor elkaar te vinden. We moeten het verhaal schrijven van de mensheid die vooruitgaat. ‘Een verhaal met levensechte accenten kan daadwerkelijk een eigen leven gaan leiden,’ schreef Renate Dorrestein. Fantasie overstijgt landgrenzen, culturele verschillen, taalbarrières en de grenzen van het denkbare. Met fictie kunnen we elkaar de hand reiken en doen wat onmogelijk wordt geacht: we moeten het bedenken.

En als je niets kunt verzinnen, loop dan eens een bibliotheek binnen.

Blaas de baarmoedertrompet! (29)

“Pauze werk”, dat prijkt bovenaan bladzijde 265. Soms lees ik in een koffie- of lunchpauze een paar woorden. Op zoek naar een schat, een vondst,

R’etjes en crispr-baby’s

Gekrakeel. Kwam het woord tegen bij de lachende derde: iemand die zich over het gekrakeel van een ander verheugt, omdat hij er voordeel van heeft.

© david 1988