david – (de) (m) [1988] leest het woordenboek om de zin van het leven te vinden [dãwīdh, betekenis onduidelijk, misschien ‘geliefde’ of ‘oom van vaders kant’] (bijb.), de herdersknaap die Goliath doodde met een steenworp en later koning van het Israëlistische volk werd

Wat als je het coronavaccin wel wil, maar niet durft? (omdat je bang bent voor naalden)

Sinds het coronavaccin aan de horizon verscheen, plaatsen media te pas en te onpas foto’s van mensen met een naald in hun arm. En ik kan daar niet tegen, want ik val flauw van naalden. Hoe reikhalzend we ook uitkijken naar een vaccin; ik hoef niet elke dag opnieuw die lange staafjes met scherpe punten te zien.

Het worden barre tijden voor mensen met belonefobie. Ik kende het woord niet, want het komt gek genoeg niet voor in de dertiende editie van de Dikke Van Dale, maar het betekent: prikangst. Je kan een ei in mijn gat gaarkoken1, zodra ik geconfronteerd word met een naald, in woord of beeld.

En ik ben niet de enige. Schijnbaar kampt 1 op de 1000 Nederlanders met een angst voor naalden. (Ik weet niet of dat veel is, maar het is wel een mooi rond getal in ieder geval.)

Angsten zijn voor iedereen anders. Ik ben geen rasbelonefoob, want ik kan over het algemeen goed overweg met scherpe voorwerpen. Punaises druk ik met liefde in kurk, van een geurend bosje dennennaalden veert mijn gemoed op en niets fijner dan een scherpe pen die currente calamo2 door een witte achtergrond snijdt.

De combinatie van wittejassenvrees en de lange scherpe staaf die het lichaam binnendringt maakt onpasselijk. De hele setting geeft me slappe benen. De steriele geur van klinische ruimtes en de angst voor slecht nieuws, serieuze vragen en de eerlijke antwoorden, witte muren zonder vlekken, aandoeningen in de oude taal, onzichtbare dossiers, zwijgende mensen in warme wachtkamers en vloeren die me doen denken aan het belommerde gangpad naar de gymzaal op de middelbare school.

Misschien weegt dat laatste nog het zwaarst. De afschuw van schoolgym, de geurende oksels (omdat douchen totaal uncool was), de stinkende plastic tasjes met proppen ongewassen sportkleding en de puberhiërarchie die zich vooral liet gelden tijdens trefbal. Ze noemden het lichamelijke ontwikkeling, maar het was vooral mentale degradatie. En dan had je ook nog de rest van de middelbare school.

Ik wist dat ik daar vanzelf zou verdwijnen, ik hoefde alleen maar te wachten tot de tijd verstreek en fantaseerde over een toekomst met een vloer van het goedkoopste laminaat dat in mijn studentenkamer de vrijheid zou plaveien. Dan zou ik nooit meer ongelukkig of angstig zijn. Maar in het leven loop je vaker naar een gymzaal. In het land van belofte sterft men wel van de honger3.

Inmiddels kan ik beter met angsten omgaan. Ze worden gevoed door een situatie, en die gaat altijd vanzelf voorbij. Je kunt je angsten niet altijd overwinnen, maar je kan ze wel ontmoeten. Ze zijn niet eendimensionaal, maar bestaan uit ervaringen, herinneringen en veronderstellingen. En zo kan een angst voor naalden zomaar gaan over iets heel anders.

Gisteren stond ik weer vol wattenstaafangst bij een coronateststraat.
En het ging vanzelf voorbij.

© david 1988