Zijn tuinbonen gezond? Over het algemeen wel. Maar pas op: want als je kampt met favisme, dan kun je er het loodje door leggen. Gelukkig komt favisme zelden voor. In tegenstelling tot ‘faustisch’, een paar woorden eerder in het woordenboek, waarmee we allemaal mee in een strijd verwikkeld zijn.
‘Faustisch’ betekent, volgens het woordenboek, in figuurlijke zin: ‘worstelend met (de zin van) het leven’. Het is niet logisch dat ‘de zin van’ tussen haakjes staat, want er is groot verschil tussen worstelen met het leven of worstelen met de zìn van het leven.
Ik worstel bijvoorbeeld wel met het leven, maar ik heb niet het gevoel dat het een titanenstrijd is. Meer zoiets als armpje drukken. Verliezen doe ik wel, want mijn sterkste arm is net een lange worm. Kansloos. Maar, zo zeg ik graag, terwijl de roze sliert aan het tafelblad plakt: mijn romp staat nog als een huis. En een slag is nog geen oorlog. In die mate worstel ik met het leven.
Met de zin van het leven is dat anders. Dat is sumoworstelen met een japannerkampioen. En ik lig onderop. Na 951 bladzijdes woordenboek heb ik namelijk nog steeds geen idee wat de zin van het leven is. Wel dat ‘favisme’ een chique woord is voor mensen die overgevoelig zijn voor tuinbonen. Dat geeft hoop, want als dat er al in staat, dan is er voor alles een betekenis.
Favisme: overgevoeligheid voor tuinbonen
Nu prikkelt zo’n woord als favisme natuurlijk wel de verbeelding. Is er bijvoorbeeld ook een lotgenotengroep voor favismensen? Het lijkt me niet heel erg om overgevoelig te zijn voor tuinbonen. Beter dan een pinda-allergie. Want hoe groot is de kans dat je per ongeluk een tuinboon naar binnen schuift? Niemand eet ze. Ze zien er smerig uit. Als de onderkin van een aliën. Er hangt ook een vies draadje uit de boon: de navel.
Sommige tuinboonrassen hebben een zwarte navel en die worden in de uithoeken van ons land soms ‘boerentenen’ genoemd. ‘Omdat de vorm van een tuinboon op een teen lijkt en de zwarte navel op een vuile nagel.’1 Ranzig.
Het Italiaanse tuinbonenverbod
Mensen met favisme hebben een erfelijke aandoening, die ook wel Glucose-6-fosfaatdehydrogenase-deficiëntie wordt genoemd, of simpelweg bonenziekte. In Italië werd dit jaar zelfs een heel dorp tuinboonvrij gemaakt, omdat één jongen kampte met favisme.2
Een drastische maatregel, maar de aandoening is ook zeer ernstig: het snuffelen aan een tuinboon kan iemand met de bonenziekte kennelijk fataal worden. Het verorberen van de tuinboon kan leiden tot ernstige, acute reacties, die zonder behandeling kunnen leiden tot de dood.3
Die tuinboon is dus niet zo onschuldig, zoals ‘ie er ook niet uit ziet. Als je Fred de Vries, columnist van tuinboon.nl, mag geloven, is de ’tuinboonplant een gevaarlijke plant’4. ‘De tuinboon (Vicia faba) is zowel lekker, maar heeft ook een duister kantje,’ schrijft hij.
Het duistere kantje van de Vicia Faba. Ik stel voor dat Dan Brown er een reli-complot achteraan pent.
De column van Fredje (hij begon) kan op wat pittige reacties rekenen; Lia vraagt zich af of Fred lid is van de groep ’tegen de kwakzalverij’, die bestaat uit mensen van de chemische medicijn lobby, die beweren dat dat allemaal zo goed en veilig is. Maar wat zij daar precies mee bedoelt, is me een raadsel.
Naja, omdat het tenslotte vrijdagavond was en ik solidair met mijn vriendin alcoholvrij op een bank zat te wachten op de geboorte van onze tuinboon, besloot ik in het kader van YOLO en Living on the Edge of Verveling een tuinboonproeverij te doen.
Dus ik op de fiets naar de supermarkt. De laatste keer dat ik tuinbonen in het echt zag, was ergens in de jaren negentig, toen mijn vader – een groot liefhebber – ze nog overal doorheen strooide. Het was dus even zoeken in deze nieuwe eeuw. Helemaal onderin het schap, overklast door alle andere bonen, vond ik uiteindelijk een enorme pot. ‘Bonen van de beste teelt, makkelijk te verwerken in gerechten’, stond er op het etiket. Geen enkele waarschuwing over deze potentiële killer.
Thuisgekomen bekeek ik het ding eens goed, de bonen dreven in grote getale in een soort sterk water en toen zag ik er vanaf. Een faustische vlucht, dat ritje naar de supermarkt. Dat was het. En nu zit ik weer netjes op de bank. Wachtend op onze tuinboon.