david – (de) (m) [1988] leest het woordenboek om de zin van het leven te vinden [dãwīdh, betekenis onduidelijk, misschien ‘geliefde’ of ‘oom van vaders kant’] (bijb.), de herdersknaap die Goliath doodde met een steenworp en later koning van het Israëlistische volk werd

Ontploffende klanken en zuurstof is hopeloos verliefd op ijzer (13)

Amnestische afasie: onvermogen tot het vinden van het juiste woord. Dat is geen motiverend begin voor iemand die een woordenboek leest. Maar het wordt snel beter.

Aanslagen, die met een sisser aflopen. Ontploffende woorden en chemische liefdesreacties. Er gebeurt eindelijk iets. Het is bijna middernacht en ik sla de Dikke van Dale open op pagina 82.

Ontploffende klanken en Glijdende medeklinkers

Affricaat. ‘Een klank die als explosief begint en als spirant eindigt, b.v. pf.’ De spirant is een glijklank. Een medeklinker met een glijdend geluid of wrijvend geluid.

Dus: bam!, sjjjj. Zoiets.

Maar is b.v. niet ook meteen een affricaat dan? Ik vind bv meer een ontploffende klank die eindigt als spirant dan pf, maar ‘b.v. bv’ zal als omschrijving in het woordenboek te verwarrend geweest zijn. De mislukte bom in het Brusselse station was een bv, misschien een affricaat.

Los daarvan, houd ik meteen van de affricaat. Ik wist niet dat er klanken waren die ontploffen en eindigen als spirant (als je dit voorleest, dan eindig je juist weer bij een beginneling). Je hoort de affricaat misschien als een baby wordt uitgeperst.

Of in de snackbar. Als het geluid van de ijskoude kaassoufflé die wordt neergelaten in het vet: ksch. Of een duiker die in het zwemwater hard op de buik ketst. Een bowlingbal die oneerbiedig op een baan wordt gegooid, tijdens een bedrijfsuitje na een paar biertjes.

Klankinventaris

Taalkundigen verschillen van mening over het bestaan van affricaten in de Nederlandse taal. Sommigen beschouwen de volgende klankseries als opeenvolgingen van medeklinkers, in plaats van affricaten. Maar dat is een beetje ingewikkeld en heeft van alles te maken met de klankinventaris van het Nederlands.

Affiniteit

Het is middernacht geweest. Ik lees over affiniteit. Een van de omschrijvingen van affiniteit betreft die van een chemische reactie. ‘Geneigdheid tot het vormen van verbindingen: zuurstof heeft een grote affiniteit tot ijzer (waardoor het roest).’

Het begint zo mooi en dan verschijnt er tussen haakjes een sneer van een neetoor (ik zocht eigenlijk naar een combinatie met nurks, maar er zijn zoveel prachtige synoniemen voor chagrijnen).

Niet uit de Van Dale, maar van internetje

Maar zo zag ik het dus nooit. Ik dacht dat roest gewoon ontstond. Niet dat het een gevolg was van liefde tussen ijzer en zuurstof. Eenzijdige liefde, zuurstof is helemaal hotel-de-botel op ijzer en het antwoord is roest. De pijn. Affreus. Dat betekent: afstotend lelijk of afschuwelijk. Een affreuze toestand, de liefde die leidt tot roest.

Ik val in slaap bij een korte weergave van een gedicht van Lucebert. Bij afdraaien:

Ik draai een kleine mooie ritselende revolutie af
en ik val en ik ruis en ik zing. (Lees het hele gedicht en het commentaar van Gerrit Komrij)

Mijn analyse is korter: het gedicht klinkt als het moment dat een naald in de groef van een grammofoonplaat prikt. Dan hoor je pas een ontploffende klank. En daarna alleen nog maar glijdende medeklinkers.

Dat moet de affricaat zijn.

© david 1988