david – (de) (m) [1988] leest het woordenboek om de zin van het leven te vinden [dãwīdh, betekenis onduidelijk, misschien ‘geliefde’ of ‘oom van vaders kant’] (bijb.), de herdersknaap die Goliath doodde met een steenworp en later koning van het Israëlistische volk werd

Foodtruck: ‘Hoepelstokken met groene zeep’ (14)

Af. Alles is af. Tot bladzijde 155 begint élk woord dat ik lees met af-. Maar er is ook goed nieuws. Ik heb pagina 100 van de Dikke van Dale bereikt! Reden voor een feest.

Niet dat ik het feest ga vieren, maar als ik vannacht een shift in de garderobe sta, zal ik het feest aan anderen meegeven: “Ik heb in anderhalve maand tijd honderd bladzijdes van een woordenboek gelezen, drink er een op me!” Maar waarschijnlijk zeg ik: “mag ik je nummertje?”

Afjacht

Afjacht. Ruwe behandeling met onheuse taal, nors of bits antwoord waardoor men iemand als ’t (wist je dat ’t een aferesis wordt genoemd?) ware van zich afjaagt: iemand een afjacht geven. Een antwoord waardoor men een lastige vrager met een kluitje in het riet stuurt: ‘wat eten we vandaag?’ ‘hoepelstokken met groene zeep’.

Fabuleuze omschrijving.

Lopen maar. Met je kluitje. Is dit ooit door iemand gezegd? Ik weet wel dat we mijn moeder vroeger dagelijks – en zo rond etenstijd – onder vuur namen met de vraag wat we gingen eten, maar ze diende ons nooit met hoepelstokken van repliek. “Broccoli”, zei ze. Of: “Zigeunerschnitzel.” “Rijst.”

Dat was haar afjacht.

Op een gegeven moment moet ze besloten hebben dat een zo kort mogelijk antwoord, de beste oplossing was. We waren met velen, en de vraag ‘wat gaan we eten?’ werd haar op een slechte dag zeven keer gesteld.

Het fijne was dat mijn moeder met een woord het eten omschreef, maar dat broccoli dan een beetje de binnenplaats van de tafel was. Daaromheen werd een verrassend kasteel gebouwd van pannen met verschillende groenten, gehaktballen, schnitzels, jus en sauzen. Heerlijk.

Foodtrucks zijn de grootste sjacheraars van de 21e eeuw.

Hoepelstokken met groene zeep, het is ook een goede naam voor bijvoorbeeld een foodtruck. Ik denk dat je met hoepelstokken een groot commercieel succes boekt. Geen afjacht van klanten, maar een optocht voor de kassa. “Wil je de hoepelstokken met parmezaan? Extra zeep?”

Ik was laatst naar een foodtruckfestival en dat betekent dat er allemaal oude wagentjes naast elkaar staan, die heel erg roken en zeven euro rekenen voor een bakje CurryUp uit de Fordtreffelijk. Het ziet er allemaal prachtig uit, totdat je gewoon met een papieren kom met een kwak uit het weeskinderenbuffet in je handen eindigt.

Een rookgordijn van entertainment en uiterlijk vertoon, maar culinair? Foodtrucks zijn de grootste sjacheraars van de 21e eeuw. We bestelden vorige week mac and cheese voor ongeveer een maandsalaris bij zo’n prachtig busje. Ik keek over het glas en ontdekte dat ze uit een grote bak macaroni met kaas schepten.

Er was ook een bbqbus, een enorme getatoeëerde beul smeet vlees onder de motorkap. Dansend. Een gespierde man op het dak, met een bord, als een levende reclame. De muziek teringhard. Iedereen stond schreeuwend eten te bestellen. De busjes ernaast – ook leuk versierd – hadden geen schijn van kans. Iedereen wilde vlees van dit (feest)beest. Niemand wil ambachtelijke poffertjes van mietjes.

Op festivals is er ook geen normale zak friet meer te krijgen, zonder dat deze is gefrituurd in gemarineerd vet, de schillen er nog aankleven en de mayonaise is getrokken van gouden eieren. In de binnenstad vind je fritesateliers. Hier wordt patat bereid alsof Van Gogh er wel oor naar zou hebben gehad.

Doe mij maar gewoon broccoli. Van mijn moeder. Dat was een feest.

R’etjes en crispr-baby’s

Gekrakeel. Kwam het woord tegen bij de lachende derde: iemand die zich over het gekrakeel van een ander verheugt, omdat hij er voordeel van heeft.

© david 1988