Ik word columnist! Vorige keer zat ik vooral te zemelen dat ik niet wist wat ik met hoofdstuk C van de Dikke Van Dale kon doen. Een bladzijde verder kon ik mijn geluk niet op: ‘column’ en ‘columnist’ stond er.
De Van Dale over een column: ‘regelmatige (min of meer kritische en op een vaste plaats verschijnende) bijdrage aan een krant of een weekblad, meestal ondertekend, die een specifiek domein van het maatschappelijk leven becommentarieert of afwisselend de meest gevarieerde onderwerpen behandelt.’
De stukjes die ik schrijf zijn zelden kritisch, maar je kunt ze zeker min of meer kritisch noemen (en dan vooral min) en ik behandel de meest gevarieerde onderwerpen. Alles van a tot z. Daarmee ben ik er nog niet, want je moet ook nog eens opvallen. ‘Het is voor de honderden columnisten die ons letterlievende land kent niet eenvoudig om op te vallen (Grijs)’, lees ik. Moet jij eens opletten, Grijs.
Het is lange tijd een grote droom geweest om in een krant of weekblad commentaar te leveren op het maatschappelijk leven, maar veel verder dan de lezerscolumns van Metro en wijlen Dagblad de Pers ben ik nog niet gekomen. De Van Dale noemt ook een aantal voorbeelden van columns. Mogelijkheden genoeg.
Beurscolumn, boekencolumn, bridgecolumn, economiecolumn, fotografiecolumn, internetcolumn, jazzcolumn, kookcolumn, modecolumn, muziekcolumn, natuurcolumn
Mochten mijn columns over de zoektocht naar de zin van het leven aan de hand van het woordenboek niet bevallen bij een grote krant, dan probeer ik mijn maatschappelijke kritiek uit te storten in het grootste bridgeblad van Nederland. In de laatste uitgaven heb ik een patroon ontdekt. Een column die ik ’51 jaar iets’ doop, schopt het vrijwel zeker tot de cover van IMP.