david – (de) (m) [1988] leest het woordenboek om de zin van het leven te vinden [dãwīdh, betekenis onduidelijk, misschien ‘geliefde’ of ‘oom van vaders kant’] (bijb.), de herdersknaap die Goliath doodde met een steenworp en later koning van het Israëlistische volk werd

Davit is bijna dertig en beantwoordde vroeger spammails als politieman (51)

“Boeglul!”
“Ja?”
Twee mannen in een sloep.
“Hanteer die haak nou eens!”

Ik weet niet zo goed wat ik me daarbij precies moet voorstellen. Een boeglul. De voorste man in een sloep die de haak moet hanteren, volgens de Dikke Van Dale. Dat zal de kapitein zijn.

De achterste man leunt waarschijnlijk verveeld aan het roer, tenminste, dat zie je sloepmannen in de Utrechtse grachten voornamelijk doen. Een biertje in de andere vuist. Lede ogen die de terrassen afspeuren naar een blijk van bewondering of bevestiging.

Waar waren we gebleven? Vorige keer schreef ik over een vreemd spreekwoord dat ik tegenkwam en ik maakte een slaapverwekkende podcast over Boek, maar in de tussentijd zijn vele woorden en beschrijvingen mijn lede ogen gepasseerd die een plek in dit verhaal verdienen. Ik moet ze plaatsen met het eeuwige geduld dat schuilgaat in de naald van mijn oma, geen diabeet, maar ze maakt graag shawls.

Deze laatste zin heb ik hier neergezet omdat ik naar shawls wilde toewerken. Het opschrijven. Shawl, maar je mag ook sjaal schrijven. Shawl is precies wat een shawl is en onder een ander gezicht is het meer een sjaal (of geen gezicht). Zet mij op een onbewoond eiland met deze woorden en ik sterf als een bofkont met een warme nek.

Soms wil ik een woord schrijven, omdat het een bijzonder exemplaar is, ook al past hij er niet echt tussen. Bij een streng bewaakte grenspost organiseer ik graag welkom-terug-feestjes.

Schriftelijke Gilles de la Tourette, daar lijkt het op. Is dat misschien wat ik heb? Mijn onvermogen om een lang – logisch – verhaal te bouwen, omdat er elke keer een zin tussenkomt. Woorden dienen zich aan als boomwortels van een woekerplant. Ze dringen voor en ik laat ze hun gang maar gaan. Mijn teksten lijken op fly-overs van snelwegen, welke allemaal in elkaar overgaan. Als ik denk dat er iets wezenlijks staat, dan was het eigenlijk het grootst denkbare verkeersongeval op papier.

‘Ik heb je verhaal een paar keer gelezen, schiet elke keer in de lach om de humor die er op allerlei plekken inzit maar kan de verhaallijn niet goed te pakken krijgen, naar ik vermoed doordat de associatieve sprongen die je maakt nog iets te groot zijn, of in elk geval van mij meer vergen dan dat ik die lijn te pakken krijg. Aan de andere kant: dit is wel heel erg jouw stijl, herkenbaar en in zeker opzicht zelfs markant.’

Mijn vader schreef me dit, zeven jaar geleden alweer. Ik moest daar aan denken, omdat ik bijna jarig ben en dertig jaar word. Ik hoopte dat ik in de afgelopen zeven jaar van die associatieve sprongen, in ieder geval in de pas ben gaan lopen, maar volgens mij slinger ik verhaallijnen inmiddels over ravijnen.

Nog een fossiele e-mail. Er is namelijk geen eerlijker dagboek dan de oudst verzonden items in Gmail. Zo beantwoordde ik in 2006 (ik was toen 17 jaar, dus niet haten) spamberichten bijvoorbeeld op deze manier:

‘I think you got the wrong person,
and i just found some work.. Im a police officer and i will see you about six hours,
Have fun’

Hoe langer ik naar deze tekst kijk, hoe meer ik besef dat ik geen idee heb wie ik toen was, maar des te minder wie ik nu ben. Zeker geen politieagent, al heb ik dat veel geambieerd. De politieagent, als wie ik me 12 jaar geleden voordeed, zat in ieder geval om werk verlegen en had zijn arrestatie redelijk goed gepland. Waarom ik voor de afsluiting ‘have fun’ koos, is me een raadsel.  Wenste ik de spammer eigenlijk zes ontzettend benauwde uren toe, waarna de police officer in between jobs hem eens even van het bed zou lichten? Beetje lullig, maar ik denk dat ik dat dacht.

Een ander raadsel is mijn naam op pagina 489 van de Dikke Van Dale, ook al is deze een klein beetje verkeerd gespeld. ‘Bootsdavit (meestal meervoud), davit’, staat er.

Bootsdavit. Het zou zomaar een gewone man op een sloep kunnen zijn. Een die staart naar de gesprekken aan de gevlochten tafels op de kade en luistert naar woorden die mandjes brood en halfrauwe Argentijnse steaks aan elkaar rijgen.

De boeglul mag er op inhaken.

 

 

© david 1988